Janneke Jonkman
Janneke is het gezicht achter My Little Dutch Diary en schrijver van onder meer 'O jee, het zijn er twee'.
Heb je eindelijk de tropenjaren erop zitten en dan komt er een nieuwe uitdaging in je leven als tweelingouders: je tweeling gaat op zwemles. Met kans op groot tweelingleed: je tweeling belanden in verschillende badjes.
Toen onze tweeling op zwemles ging, waren ze vijf jaar en onafscheidelijk. Ze zaten elkaar niet in de weg, maar wilden elkaar wel altijd in het vizier hebben. Samen in de klas dus, en samen naar speelafspraakjes. Ik wilde hun band niet geforceerd doorbreken en ging ervan uit dat het los van elkaar komen een natuurlijk proces zou zijn. Dat lijkt vooralsnog ook het geval te zijn, maar de zwemlessen hebben dit proces wel noodgedwongen versneld - en dat ging met groot leed gepaard.
Ze begonnen enthousiast samen in badje 1. Een van de twee meisjes is dysmatuur geboren en er was destijds nog steeds een flink verschil in lengte, gewicht en fysieke kracht tussen de twee. Zo kwam het dat de een algauw door mocht naar badje 2 en zelfs naar 3, terwijl haar zusje achterbleef in badje 1. De achterblijver had daar niet zo’n last van, maar de vooroploper wel. Vooral vanaf het moment dat ze door mocht naar een badje van waaruit ze haar zus niet meer kon zien. Het leverde heel veel tegenzin, tranen en buikpijn op. Dit was niet zomaar verdriet, dit was diep doorvoeld tweelingleed. Mijn theorie was dat er, mede door het warme zwemwater wellicht een geboortetrauma was getriggerd – vrijwel direct na de geboorte werd onze tweeling van elkaar gescheiden. De lichtst geborene moest naar de NICU, terwijl haar pasgeboren zus bij mij op de verloskamer bleef. Ik kreeg de indruk dat dit misschien niet helemaal verwerkt was. Door de tranen heen spraken we hierover en ja, ze had hier nog herinneringen aan, vertelde ze, kort na de geboorte dacht ze dat haar zusje dood was en dat ze als enige was overgebleven. Ik deed al eens de badoefening met haar, maar blijkbaar was er nog onverwerkt verdriet. Er veel over praten hielp.
Ik dacht dat het grote probleem zou zijn dat ze zich met elkaar zouden gaan vergelijken, maar dat was niet zo. De achterblijver leek er geen enkele moeite mee te hebben dat ze wat minder snel ging met zwemmen, net zoals de vooroploper niet benadrukte dat zij het beter kon. Het verdriet zat dieper: ze wilden niet (nogmaals) van elkaar gescheiden worden. Op een gegeven moment ging het beter. Het praten over de geboortetijd hielp, en langzaam ontdekten ze dat ze toch ook wel zonder elkaar konden. Toen de een haar A haalde – en de ander nog niet – waren ze allebei net zo trots. Een paar maanden later volgde haar zus. We lasten een kleine pauze in en lieten ze samen starten voor hun B-diploma. Inmiddels zijn ze acht jaar en is de groeiachterstand van de kleinst geborene ingehaald. Waar ze jarenlang een halve kop van elkaar scheelden, zijn ze nu allebei precies even lang en hebben dezelfde schoen- en kledingmaat. Ook fysiek gaan ze nu meer gelijk op. En ja hoor: de kleinst geborene maakte ook met zwemmen een inhaalslag. De meiden haalden tegelijkertijd hun B-diploma. Een van de twee besloot door te gaan voor haar C, de ander had meer zin om iets anders te gaan doen. Want dat is wat ze leerden van het grote zwemavontuur: een tweeling is weliswaar samen sterk, maar kan ook los van elkaar veel bereiken. Was al het leed toch nog ergens goed voor.
LEES OOK:
Janneke is het gezicht achter My Little Dutch Diary en schrijver van onder meer 'O jee, het zijn er twee'.
Hét boek voor beginnende en ervaren tweelingmoeders, vol ontroerende verhalen en handige tips.