Janneke Jonkman
Janneke is het gezicht achter My Little Dutch Diary en schrijver van onder meer 'O jee, het zijn er twee'.
Feuilleton over de avonturen die ik beleefde vóór ik kinderen had, om te vieren dat ik mezelf al 20 jaar schrijver mag noemen. Met de ‘best of’ van mijn vorige website jannekejonkman.nl: elke dag een nieuwe oude blog, zolang de voorraad strekt.
Van de ene op de andere dag had ik een onderbuurjongen. Nu had ik wel het vermoeden dat er een dezer dagen een nieuwe bewoner zou komen vanwege de klusjesmannen die door het huis hadden rondgeslopen (en de motor van mijn bootje hadden gestolen),
maar mijn woningbouwvereniging kenmerkt zich vooral door het zwijgen rondom aanstaande gebeurtenissen in en rond het huis. Al anderhalf jaar stond de etage onder de mijne leeg, tot grote frustratie van allerhande vrienden die bij mij op bezoek kwamen en nog een huis zochten. Soms was het zo stil onder mijn voeten dat ik bij vlagen de boze buurman miste die de etage voorheen had bewoond. Die kon altijd zo gezellig mopperen als ik door de gang liep, op mij dan wel op zijn hondje, dan wel op de jongen die bij hem inwoonde en die uiteindelijk gek werd, waarna de boze buurman vertrok om in de buurt te gaan wonen van de psychiatrische inrichting, met hondje en al.
In de goeie oude tijd werd deze buurman bijvoorbeeld boos als ik ’s ochtends de fietspomp beneden in het halletje liet staan, want hij zou wel eens van de trap kunnen vallen en dan zou hij toch een lelijke landing maken op die fietspomp. Ook kon hij boos zijn omdat ik nooit het halletje schoonmaakte, hoewel hij me daartoe ook niet echt de kans bood, omdat hij het meerdere keren per dag zelf deed. Hoe dan ook, hem miste ik dus. Bij vlagen.
Nu was er ineens die nieuwe buurjongen. Die zowaar normaal leek. Ik kon althans geen enkele afwijking bespeuren toen ik me met enige argwaan aan hem voorstelde. ‘Hiervoor woonde er een man met een jongen, maar die is gek geworden,’ vertelde ik, omdat ik nooit te beroerd ben mensen op de hoogte te brengen van dingen die ze niet willen weten. ‘Hij heeft geprobeerd zich net zo vaak van de trap te laten vallen tot hij dood was.’ Ik zag hem wat beduusd kijken. Ik besloot hem niet te vertellen dat ik de laatste tijd last had van een klopgeest die ergens beneden zat en die altijd ophield met kloppen als ik zei: ‘En nu is het genoeg.’
‘Ik ga positieve energie in dit huis brengen,’ zei mijn nieuwe onderbuurjongen.
De volgende dag vroeg hij of ik even wilde komen kijken naar zijn nieuwe muren, die hij mosterdgeel had geverfd. Wat ik ervan vond? ‘Ik vind het niet zo mooi,’ zei ik. ‘Maar wel heel… positief. Die kleur.’
Mijn nieuwe onderbuurjongen had ooit een bootje, vertelde hij me, maar dat was gezonken, dus nu had hij alleen nog een motor. Je meent het, zei ik.
Mijn nieuwe onderbuurjongen studeert nog. Eigenlijk is hij daar al te oud voor, maar hij heeft heel veel gereisd, vertelde hij me. Zijn studenteneigenschappen heeft hij echter nog niet verloren. In het halletje beneden moet ik me al een weeklang een weg banen langs laminaatplanken, een afdruiprek, een badkamerkastje, wierookstaven voor in de tuin en een verdroogde gamba.
Laat de boze buurman het maar nooit te weten komen.
Amsterdam, 31 mei 2007
*****
Mijn leven lijkt de laatste tijd nog het meest op een permanente, langgerekte, ja, eeuwige schrijversborrel, waarin ik alleen af en toe een kleine onderbreking inlas om te slapen of te eten. Ik weet niet hoe al die andere schrijvers dat doen, maar als dat zo doorgaat weet ik niet of ik ooit nog toekom aan schrijven. Dan ben ik gedoemd de rest van mijn leven tijdens het borrelen te praten over die drie boeken die ik ooit schreef.
Gisteren had ik er dus weer één. Ditmaal een wat vreemde, omdat de hele borrel in scène was gezet voor een artikel in HP/De Tijd. Want ook daar hebben ze ontdekt dat schrijversborrels Hip and Happening zijn.
Janneke is het gezicht achter My Little Dutch Diary en schrijver van onder meer 'O jee, het zijn er twee'.