Feuilleton over de avonturen die ik beleefde vóór ik kinderen had, om te vieren dat ik mezelf al 20 jaar schrijver mag noemen. Met de ‘best of’ van mijn vorige website jannekejonkman.nl: elke dag een nieuwe oude blog, zolang de voorraad strekt.  

Geesten

Er staat iets te gebeuren met het huis waarin ik woon, maar ik heb geen idee wat. Ik weet alleen dat ik al anderhalf jaar geen onderburen heb en dat is in deze tijden van woningschaarste een teken aan de wand. Gelukkig houdt mijn bovenbuurman de zaken nauwlettend in de gaten.

Tijdens zijn sluiptochten door mijn gang, waarbij ik hem zelden tegen het lijf loop, laat hij tegenwoordig briefjes achter op mijn deur: ‘Er is een vergunning afgegeven voor vernieuwen van de fundering en stalen portaal’, schrijft hij dan, in oud- Jordanesisch schoonschrift, waarvoor je hem verdenkt de kroontjespen ter hand te hebben genomen. En de volgende dag: ‘Een stalen portaal betekent een nieuw portiek + stalen hek bij de straatdeur’.

Sinds er iets staat te gebeuren met het huis, beschouwt de onzichtbare buurman mij als zijn beste vriend. ‘Ik mag je toch wel Jan noemen,’ zei hij laatst, in een stoutmoedige bui. En hij doet er alles aan om de woningbouwvereniging verdacht te maken, zodat ik vooral niet met ze in zee ga, of in de valkuil van vervangende woonruimte trap.

Laatst kwam er iemand langs van de woningbouwvereniging, een vrouw die met mij kwam praten over een nieuwe woning. Toen ze in mijn huiskamer stond, zei ze: ‘Mevrouw, ik mag het eigenlijk niet zeggen, maar u moet hier absoluut blijven wonen. Zo’n huis, op zo’n locatie, dat is zeldzaam.’ Daarna ging ze weer weg.

En ik dacht: ze heeft gelijk. Want ik hou erg van mijn huis. Ik hou van het binnenvallende zonlicht dat de hele kamer stoffig doet lijken, ook als je net hebt schoongemaakt, ik hou van de scheve vloer, de oude, houten planken en de kieren daartussen, van de muren die alles gezien, gehoord en opgeslagen hebben, voor het geval ik het mocht vergeten. Ik hou van de stilte die er heerst als de ramen gesloten zijn, het lawaai dat van de straat komt binnenwaaien als ze openstaan. Van de geur van hout, wierook en vochtige muren, de brandende kachel. Ik hou van mijn hele huis, zelfs van het systeemplafond, dat ze in de jaren zeventig beschouwden als een mooie renovatie in een monumentaal pand. Ja, zelfs van de onzichtbare buurman, die zo gek is als een deur.

Het is heus niet zo dat ik van alle huizen hou waar ik gewoond heb. Ik hou bijvoorbeeld niet van mijn ouderlijk huis, waar het altijd koud is en waar plaaggeesten wonen, vooral in de bijkeuken, waar ze met plezier mensen laten struikelen (twee keer mijn moeder, die er met gekneusde ribben en een gat in haar hoofd vanaf kwam, en afgelopen Kerst mijn 91-jarige oma, die er haar schouder brak). Ook werd er ooit ingebroken, in de tijd dat mijn oma nog in het huis woonde, door twee junks, die al haar juwelen en Perzische tapijten meenamen en in een van de slaapkamers op de vloerbedekking kakten.

Sterker nog, dat hele dorp waar dat huis staat, deugt wat mij betreft niet. In het huis aan de overkant van het onze bleek bijvoorbeeld een Engelse drugsbaron te wonen, die genoeg munitie in huis had om het hele dorp mee op te blazen. En dan heb ik nog niets gezegd over de serieverkrachter, wiens gezicht vorig jaar in alle kranten opdook.

Ooit droomde ik dat er in dat dorp tijdens de Tachtigjarige Oorlog een veldslag had plaatsgevonden, en dat een aantal van de toen gestorven zielen nog steeds door het dorp ronddwaalden, waarvan een bepaald groepje zich voornamelijk ophield in onze achtertuin, onder de rododendronstruik.

Ooit stond er in mijn ouderlijk huis vlak voor het ochtendgloren een witte gedaante aan mijn voeteneind, twee ochtenden achter elkaar. Dat was niet angstaanjagend, maar waar witte gedaantes zijn, zijn, zo hoorde ik, vaak ook donkere gedaantes, waartegen die witte gedaantes dan weer bescherming bieden.

Ik heb, kortom, zo mijn twijfels over mijn ouderlijk huis, dat huis waar ik een aantal jaren van mijn jeugd woonde, maar dat nooit als het mijne heeft gevoeld.

En toen ik mijn huidige huis betrok, na hier en daar op kamers gewoond te hebben met te veel andere studenten, waarvan de een een cokeverslaving had, de ander een eetverslaving, en weer een ander een seksverslaving, toen ik dus eindelijk dat huis betrok waar ik nu nog steeds woon, toen voelde dat als thuiskomen. 

Amsterdam, 16 januari 2007 

De woningbouwvereniging heeft bedacht dat er nu echt iets gaat gebeuren met het huis waarin ik woon. Dit komt niet geheel onverwachts: de etage onder mij staat al een jaar leeg en ik loop dus al maanden stampend door mijn huis omdat dat nu eenmaal kan nu de boze buurman weg is. Hoewel dat de laatste weken weer anders ligt, omdat er tijdelijk een vrouw anti-kraak in de woning is gezet, een vrouw die muzikante is en wekelijks een professioneel koor begeleidt in de kamer onder mijn huiskamer. Om de zoveel dagen vraagt ze me...

LEES MEER

Janneke Jonkman

Janneke is het gezicht achter My Little Dutch Diary en schrijver van onder meer 'O jee, het zijn er twee'.