Waarom ik me tóch ongemakkelijk voel over de Week van de Lentekriebels

De ophef over de Week van de Lentekriebels is misschien overdreven, maar toch bleef bij mij een gevoel van ongemak hangen. Dit is waar bij mij als ouder het ongemak vandaan komt: seksuele voorlichting zou niet alleen moeten gaan over seksuele handelingen, maar over liefde in ál z'n facetten.

Ineens was er op Instagram ophef over de Week van de Lentekriebels. Er kwamen allerlei uit zijn verband getrokken berichten voorbij over de inhoud van die week en dat het kinderen vroegtijdig zou seksualiseren. Ik ontdekte al snel dat er veel misinformatie rondgaat over het hele onderwerp en ik heb met weerzin gelezen over de hetze die er omheen is ontstaan. Toch bleef ook ik een ongemakkelijk gevoel houden bij het idee dat het goed zou zijn om kinderen in de basisschoolleeftijd op school seksuele voorlichting te geven. Waar kwam dat gevoel vandaan? Terugdenkend aan mijn eigen jeugd herinner ik me dat seksualiteit wel een rol speelde. Er werd doktertje gespeeld, er werden ‘vieze mopjes’ verteld door andere kinderen, Ken en Barbie belandden tijdens het spelen weleens met elkaar in bed en als je met gym in de touwen klom, gaf dat een prettig gevoel. Had ik behoefte om daar in groepsverband met juffen of meesters over te praten? Nee. Net zomin als ik nu mijn seksleven bespreek met de buurvrouw of in een tantragroep over mijn yoni wil praten. Sommigen mensen zullen dat misschien wel doen, ik bespreek dit soort dingen liever met intimi. Bovendien voelde ik als kind haarfijn aan dat de seksuele beleving van volwassenen anders was dan die van mij. Seksualiteit bij kinderen verloopt spontaan en deels onbewust: was het doktertje spelen weer afgelopen, dan dacht je er niet meer aan terug. Had ik ergens toch een vraag over, dan stelde ik die aan mijn ouders. Thuis waren er boekjes over seksuele ontwikkeling, waar je, gewoon in je eigen privésfeer, samen met je ouders, vriendinnetjes of in je eentje doorheen kon bladeren. Het lijkt me prima als dat soort boeken (passend bij de leeftijd) op school in te kijken zijn en als kinderen daar, eventueel anoniem, via een brievenbus, vragen over kunnen stellen. Het lijkt mij dat lessen dan al spontaner worden, meer vanuit het kind, en minder vanuit wat wij volwassenen denken dat kinderen moeten weten. Niet geforceerd in een themaweek gegoten, maar gewoon, als iets wat af en toe aan bod komt, net als andere onderwerpen.

Een vriendin vertelde dat haar twaalfjarige zoon enigszins beduusd uit school kwam omdat de juf had voorgedaan hoe je een condoom om een dildo deed. Hij wist niet wat een dildo was en had daar, volgens mijn vriendin, ook nog geen behoefte aan. Als je bedenkt dat ongeveer de helft van de kinderen gemiddeld rond hun 18e pas voor het eerst geslachtsgemeenschap heeft, dan begrijp ik zijn ongemak: de voorlichting kwam wellicht zo’n zes jaar te vroeg. Er zijn ongetwijfeld een paar vroegrijpe kinderen van twaalf voor wie een les over condoomgebruik wél relevant is. Het argument om vroeg te starten met seksuele voorlichting omdat je ‘anders misschien te laat bent’ (met het oog op mogelijke zwangerschap en soa’s)’ heb ik het vaakst teruggelezen. Maar sla je niet evenzeer de plank mis als je te vróég begint? Kinderen ontwikkelen zich nu eenmaal heel verschillend en in hun eigen tempo. Stel, je vergelijkt seks voor het gemak even met koffie. En ineens is daar de themaweek rondom koffie. De juf komt vertellen dat er heel veel soorten koffie zijn: je hebt cappuccino, espresso, maar ook koffie verkeerd. Je ouders drinken waarschijnlijk ook koffie en je bent het vast wel eens tegengekomen in een restaurant of op straat, en vroeg of laat zul je zelf waarschijnlijk ook koffie gaan drinken (of niet, want sommige mensen houden niet van koffie). Dan zijn er vast een paar twaalfjarigen die denken: o lekker, koffie! Daar wil ik alles over weten. Maar er zijn ongetwijfeld ook een heleboel twaalfjarigen in de klas die liever limonade of cola drinken. 

Begrijp me niet verkeerd: als moeder van drie dochters ben ik voorstander van goede seksuele voorlichting. Maar of je daarin één lijn kunt trekken onder kinderen in de basisschoolleeftijd, weet ik niet. Ik krijg ook het gevoel dat het uitgangspunt van vroegtijdige voorlichting vaak angst is (want wat als ze al op jonge leeftijd per ongeluk porno te zien krijgen) of preventie (tegen soa’s en zwangerschap). Seksualiteit is iets moois en puurs en kinderen krijgen door deze insteek al vroeg te maken met waarschuwingen (pas op voor sexting, laat je niet naakt fotograferen) en een plastische uitleg (een condoom om een dildo), terwijl seks óók te maken heeft met gevoelens, liefde en aantrekkingskracht. Seks wordt toch een stuk leuker als het gaat om meer dan die condoom om een dildo, maar daar heeft een twaalfjarige waarschijnlijk nog niet echt een beeld bij.

Wat mij betreft zou de seksuele voorlichting onderdeel mogen uitmaken van een veel bredere themaweek. Eentje die ook gaat over weerbaarheid, pesten, en hoe je je emoties kunt reguleren - eigenlijk het hele spectrum van menselijke emoties, gevoelens en eventuele bijbehorende fysieke vormen van contact. Nog mooier zou het zijn als het dan niet gaat om een themaweek, maar om terugkerende lessen waarin alle menselijke emoties, uitingen en vormen van communicatie aan bod komen. Want waarom de focus leggen op seks als we niet ook leren wat liefde is? Dat je leert hoe je aardig voor elkaar kunt zijn, hoe je voor een ander kunt opkomen én voor jezelf. Dat liefde soms stroomt en soms wordt ingehouden uit angst voor afwijzing. Hoe je grenzen kunt stellen, maar dat je dan eerst wel moet aanvoelen waar je grenzen eigenlijk liggen en dat je daar soms pas met vallen en opstaan achter komt.

Ik heb seksuele voorlichting gehad op de middelbare school, maar aan al dit soort wezenlijke onderwerpen - communicatie en miscommunicatie, vriendschap, liefde in al zijn facetten, consent - werd voorbijgegaan. Ik wist hoe je een condoom om moest doen, maar daar was dan ook alles mee gezegd. Nu zal dat inmiddels wel verbeterd zijn – grenzen stellen en weerbaarheid maken óók deel uit van de Week van de Lentekriebels – maar toch denk ik dat hier nog veel te halen valt. Toen ik mijn boek ‘Soms mis je me nooit’ had geschreven, werd ik weleens op middelbare scholen uitgenodigd en dan gaf ik lessen over liefde: ik tekende een hart op het bord en daar schreven we woorden in die met liefde te maken hadden, en zo kwamen er mooie gesprekken op gang. Het waren de lessen die ik zelf graag als kind had willen krijgen.

Ik denk dat dáár de schoen voor mij wringt als het gaat om de Week van de Lentekriebels. Seksuele voorlichting is toe aan een update. Minder gericht op de fysieke handelingen en meer op het totale spectrum van menselijk contact: liefde in al z'n facetten. Minder vanuit angst en meer vanuit verbinding en inleving in wat er voor kinderen en jongeren werkelijk toe doet. Niet ‘Wat vind ik fijn?’, maar ‘Hoe heb ik lief?’ lijkt mij een mooi onderwerp voor een themaweek. Maar dat is een lastige, omdat volwassenen zelf vaak niet meer weten hoe ze ook alweer kunnen liefhebben. Over het algemeen zijn kinderen daar beter in.

LEES OOK: Hoe een meneer in de supermarkt mijn kijk op het moederschap veranderde

Janneke Jonkman

Janneke is het gezicht achter My Little Dutch Diary en schrijver van onder meer 'O jee, het zijn er twee'. 

O jee, het zijn er twee

Hét boek voor beginnende en ervaren tweelingmoeders, vol ontroerende verhalen en handige tips.