Janneke Jonkman
Janneke is het gezicht achter My Little Dutch Diary en schrijver van onder meer 'O jee, het zijn er twee'.
Kun je je kind nog veilig op dansles doen, na de bekentenissen over de misstanden in de danswereld van Latin danseres Kim Koumans? Als een moeder van drie dochters die zelf danste op professioneel niveau heb ik mijn twijfels.
Ik was 11 jaar toen ik werd aangenomen op het Koninklijk Conservatorium als ballerina in opleiding. Dolblij was ik en super trots. Elke dag zou ik uren mogen dansen en samen met andere balletmeisjes daarnaast nog wat schoolvakken volgen. Niet dat we die nodig hadden, want wat had je aan rekenen als je op het podium stond? De blijdschap sloeg om toen ik erachter kwam dat de weg ernaartoe bepaald geen sprookje was. Dit besef begon te dagen toen een van de docenten, ik noem hem hier even Klaas Woudstra, de cast voor de voorstelling samenstelde. Iedereen mocht meedoen aan die voorstelling, behalve ik en nog een meisje.
Het meisje, dat door Klaas Woudstra meestal ‘pamperkont’ werd genoemd, huilde hartverscheurend, waardoor ik niet anders kon dan ook dikke tranen huilen, terwijl ik aan de kant probeerde de passen te volgen die de andere meisjes straks op het toneel zouden uitvoeren. Ik had niet verwacht dat hij ons die les toch een keer op de plek zou zetten die wij als schaduwen moesten ‘dubbelen’ voor het geval er iemand uit zou vallen; door mijn tranen heen had ik maar half opgelet, en mijn hart stond stil toen hij een ander meisje aan de kant zette en tegen mij zei: ‘Laat maar zien of je hebt opgelet.’
De muziek ging aan en ik zette de eerste stap met mijn rechterbeen in plaats van het linker. De muziek ging abrupt uit. Woudstra stond op, greep naar de stoel die naast hem stond en maakte een beweging alsof hij die naar mij toe wilde smijten. Ik dook in elkaar. Hij zei: ‘Dat krijg je ervan als je aan de kant staat te janken, stom wijf.’
Nu had ik natuurlijk mijn schouders kunnen ophalen en kunnen denken: misschien is dat ballerina worden toch niet echt iets voor mij. Ik had mijn ouders kunnen vragen of ik terug mocht naar een gewone basisschool. Ik was slim (iets waarmee ik door bovengenoemde docent regelmatig werd gepest) en ik zou die schoolachterstand vast wel weer inhalen. Maar dat wilde ik niet. Ik kon toch na één tegenslag niet zomaar mijn grote droom opgeven? Het lag natuurlijk aan mij. Ik moest gewoon harder mijn best doen.
Klaas Woudstra en ik haalden niet het beste in elkaar boven. Hoe harder hij schreeuwde dat ik moest blijven lachen tijdens het dansen, des te meer verkrampte mijn mond tot een vorm die je onmogelijk nog een glimlach kon noemen. Als hij mijn voeten die de passen niet konden onthouden in de juiste positie sloeg, dan wilden ze juist op het verkeerde moment in beweging komen. Hoe vaker hij zei dat ik een hopeloos geval was, hoe meer ik leek te bewijzen dat ik dat inderdaad wás. Toch bleef ik hoop koesteren dat hij op een dag mijn ware zelf zou zien, dat ik behalve een groot danseres ook iemand was die mensen versteld deed staan met haar gave op alles altijd een verbluffend weerwoord te hebben. Ook geloofde ik niet dat hij werkelijk een slecht mens was. In feite was hij een liefhebbende man, die hield van zijn leerlingen en ze wilde voorbereiden op de harde werkelijkheid die hun toekomst was. Als ik over de gang liep en een zweem van de geur van pijp opsnoof die hij als een spoor achterliet, ademde ik die zo diep mogelijk in, met een mengeling van ontzag, diepe liefde en doodsangst.
Ik was niet alleen maar een hopeloos geval. Ik was dun en daar hoefde ik niets voor te doen. Dat was mijn grote voordeel. Toen we 13 jaar waren, moesten alle meisjes uit de klas naar de diëtiste en werden ze op een streng dieet gezet. Alleen één ander meisje en ik bleef dit lot bespaard. ‘Eten jullie maar lekker een Magnum,’ zei de diëtiste, terwijl onze klasgenootjes nog niet eens een extra appel mochten eten. We hadden een klasgenootje dat haar boterhammen altijd in stukjes scheurde en elke hap benoemde. ‘Brood’, zei ze bij iedere hap die ze nam. Dan leek het meer. Ze vertelde me er jaren later over.
Ik weet het nog goed: de diëtiste woog mijn vet, dat was elf procent. Op zich is dat niet veel, maar toch moest ik acht kilo afvallen. Het dieet dat ik daarvoor moest volgen ken ik uit mijn hoofd: Het dieet dat ik daarvoor moest volgen, ken ik uit mijn hoofd: één bakje yoghurt, twee crackers waarvan één belegd, vijftig gram vlees, eenderde bord groente, anderhalve aardappel, één glas vruchtensap en anderhalve liter water. Ik was dertien jaar en in de groei, en dit was wat ik mocht eten.
Voortaan werden we elke week op dinsdag gewogen. Op maandagavond zei ik dan al dat ik niet zo’n honger had. Op dinsdag at ik niets, ik dronk alleen water. Was je aangekomen, dan briefte de diëtiste dat onmiddellijk door naar de balletdocenten, dan hoorde je dat de volgende dag in de les. Was je afgevallen, dan hoorde je niets.
Toch gebeurden er ook leuke dingen. Het strenge regime op de school zorgde voor een hechte band, we hadden veel lol met elkaar en er was weinig jaloezie, ook al kregen bepaalde kinderen vrijwel alle hoofdrollen. Na twee jaar hielden de pesterijen van Woudstra op – of in elk geval werden ze een stuk minder. Later begreep ik dat dat een tactiek van hem was om je in het gareel te krijgen: dat hij altijd twee jaar lang vervelend deed en daarna milder werd. Hij castte me voor een balletgala voor de koningin en ik stond in het Muziektheater tussen professionele dansers uit de hele wereld. En áls ik eenmaal op het podium stond, voelde ik me geweldig. Het maakte alles goed: het extreem vroege opstaan en late thuiskomen (in de winter zag ik het daglicht niet), mijn eeuwige buikpijn en hoofdpijn, mijn kapotte voeten (ik had bijvoorbeeld geen teennagels meer), het thuis ’s avonds nog honderden buikspieroefeningen en push-ups doen - alles. Ik was er kapot van dat ik na drie jaar een vernietigend balletrapport kreeg waarop stond dat ik van school af moest ‘wegens fysieke redenen’.
In 2007 zette ik voor het eerst weer voet in het Conservatorium. Ik was uitgenodigd voor een reünie. Vijftien jaar eerder, toen wij nog kleine meisjes waren met dunne, bleke smoeltjes en verplichte roze strikjes in ons haar, waren wij bang van de docenten die daar rondliepen. Nu leken de docenten bang van ons. Misschien kwam dat omdat een klasgenoot van ons, een jongen die zeer talentvol was en nadat hij zijn school had afgerond als een speer carrière maakte bij het grootste dansgezelschap van ons land, niet in ons midden was. Op zijn 24ste stak hij een mes in zijn hart, net als Romeo uit het gelijknamige ballet. Wat er precies aan vooraf was gegaan, wist ik niet.
Op de reünie haalden we herinneringen op.
‘Ik werd een keer ongesteld tijdens een balletles. Ik keek in de spiegel en mijn hele panty zat onder het bloed. Van de docente mocht ik me niet verschonen. Ze zei dat ik maar had moeten bedenken dat ik ongesteld had kunnen worden. Ik volgde zo’n streng dieet, dat het een wonder was dat ik überhaupt ongesteld wérd die dag.’
‘We waren een voorstelling aan het oefenen op het toneel. De docent zat in de zaal toe te kijken. Op een gegeven moment liet hij met een enorme schreeuw de muziek stopzetten en kwam witheet naar beneden gelopen, het toneel op. Hij liep op een jongen af en sloeg hem met een multomap keihard op zijn hoofd. Het was een enorme klap. “Je begon met je verkeerde been, klootzak,” zei hij.’
‘Een docent zei een keer tegen me dat hij me ‘maar een wild wijf’ vond en dat hij zich afvroeg of ik in bed ook zo was. Ik was een jaar of dertien. Het heeft nog steeds invloed op mijn seksleven. Soms denk ik: ik ben helemaal niet zo’n wild wijf in bed.’
‘Soms moesten we op de foto, dan ging de deur dicht en moesten alle jongens hun balletpakjes naar beneden doen. Of we moesten op de barre gaan staan, en dan fotografeerde hij ons van onderaf.’
‘Sommige mensen denken dat ik het op school wel leuk heb gehad, omdat ik uiteindelijk danseres ben geworden. Maar voor mij was het echt niet makkelijker dan voor wie dan ook. We hebben toch allemaal een psychische knik opgelopen? Heeft een van ons eigenlijk een goed zelfbeeld nu?’
Op de reünie keken we elkaar aan. Vroeger, toen we nog kinderen waren, hadden we niet echt door dat we een traumatische tijd doormaakten. We wilden gewoon heel graag dansen. Daar had je wat voor over. Dat je er jaren later nog steeds last van had, daar stond je eigenlijk niet bij stil. Ja, het was lastig om een gezonde relatie op te bouwen, omdat je altijd werd aangetrokken tot andere beschadigde zielen. Maar zou dat door onze jeugd komen? Ik wist het niet.
Mijn roman Vederlicht verscheen, een semi-autobiografische roman over mijn herinneringen aan mijn dansverleden en wat dat met je doet als mens. Ik hield echte interviews met echte oud-klasgenoten en nam de gesprekken één op één op in het boek, maar gebruikte pseudoniemen en goot alles in romanvorm. Toch werd ik op het matje geroepen door de school. Er werd me verteld dat alles inmiddels veranderd was en of ik dat wel wilde benadrukken in interviews. Aan alle ouders van de balletleerlingen van de school ging een brief uit. Mijn roman speelde zich heel lang geleden af en het boek was bovendien een persoonlijke interpretatie. 2009 was nog járen voor Me Too echt aansloeg. Elke bekentenis die in die tijd werd gedaan over grensoverschrijdend gedrag werd beschouwd als iets persoonlijks; verkrachters werden vrijgesproken ‘omdat de deur niet op slot had gezeten’. Het gekke was dat mijn mailbox rond diezelfde tijd volstroomde met verhalen van oud-leerlingen, huidige leerlingen en hun ouders. Hun verhalen gingen over zowel psychisch als fysiek misbruik. Ze herkenden veel in het boek. ‘Er is niets veranderd’, schreef een leerling me.
Door de interviews die ik voor het boek had gehouden met oud-klasgenoten, besefte ik dat ik er nog best genadig van af was gekomen. Mijn oud-klasgenoot die zelfmoord had gepleegd, de talentvolle danser die ook nog werkte als model – ik noem hem hier even Abel -, had het veel zwaarder gehad, zo begreep ik van een andere mannelijke oud-klasgenoot.
Abel werd vaak apart genomen door Jan-Pieter de Vos, dan moest hij naar zijn kamertje komen om te praten. Op een gegeven moment ging Jan-Pieter de Vos met hem een klassiek repertoire instuderen, zodat hij in aanmerking zou komen voor een belangrijke dansprijs. Wat er precies gebeurd is, weet ik niet, maar wel weet ik dat Abel van de ene op de andere dag met die lessen is gestopt en met ruzie van school af is gegaan. Hij wilde geen schoothondje meer zijn, zei hij tegen mij. Misschien bedoelde hij dat letterlijk.
Niet lang na zijn vertrek kreeg Jan-Pieter de Vos iets met een nog jongere leerling, die een beetje op Abel leek. Hoewel dat voor die jongen vrijwillig was, zagen zijn ouders dat anders. Het werd het schandaal van de school; Jan-Pieter de Vos werd ontslagen. Het scheen al jaren aan de gang te zijn. Ik ben er goddank voor behoed gebleven, misschien omdat mijn gezinssituatie heel gezond was. Tegen mij zei Jan-Pieter de Vos altijd: ‘Jij komt uit een goed nest.’ Daar kon hij blijkbaar niets mee.
Een vrouwelijke klasgenote die bij hetzelfde gezelschap als Abel danste, vertelde over Abels laatste weken.
Bij het gezelschap waar Abel en ik dansten, werkten altijd wisselende gastdocenten. Op een gegeven moment hoorden we dat Jan-Pieter de Vos gastlessen zou gaan geven. Wij begrepen daar niets van, iedereen wist toch wat er was gebeurd! Onderling spraken we af dat we zijn lessen zouden boycotten, dat er niemand naartoe zou gaan. Abel is nog naar de directeur gestapt, samen met een andere jongen. Dat hielp niet. Je was immers niet verplicht om die lessen te volgen, vond de directeur, dus die lessen gingen gewoon door.
Er kwamen welgeteld vier mensen naar de eerste les van Jan-Pieter de Vos. Op dat moment liep net De notenkraker-voorstelling. Tijdens een van die repetities zat Abel me de hele tijd aan te staren, met een heel indringende blik. Toen we even rust hadden, ging ik naar hem toe. ‘Gaat het wel?’ vroeg ik.
‘Nee,’ zei hij.
‘Abel,’ heb ik toen gezegd, ‘ik denk dat je een keuze moet gaan maken.’ Hij werkte namelijk zowel als danser, als als fotomodel, en het dansen vond hij al een tijd niet meer leuk, hij overwoog ermee te stoppen. Ik wilde nog meer zeggen, maar toen moest hij op voor de repetitie.
Dat hij een keuze moest maken, dat is het laatste wat ik tegen hem heb gezegd. De dag erna was hij weg. Ik dacht dat hij ergens een fotoshoot had, maar ik hoorde dat hij overspannen was geraakt. Een van de jongens vertelde dat Jan-Pieter de Vos de kleedkamer was binnengekomen en een arm om Abel heen had geslagen. Abel verstijfde, duwde die arm van zich af, is de kleedkamer uit gelopen en nooit meer teruggekomen. Twee weken later was hij dood.
In de krant lees ik het verhaal van Kim Koumans. Het raakt me. Wat ze heeft meegemaakt is afschuwelijk en extreem, maar niet uitzonderlijk, weet ik. De hele danswereld moet op de schop. Het is vreemd dat op een school met zoveel prestige, die nota bene de naam ‘koninklijk’ draagt, docenten mochten lesgeven zonder pedagogische opleiding. Dat ander personeel – schoolarts, psycholoog, diëtist – niet onafhankelijk opereerden. Dat er geen ouderraad was. Dat er werd lesgegeven achter gesloten deuren. Het is allemaal lang geleden natuurlijk, en hopelijk zijn er inmiddels de nodige hervormingen doorgevoerd, maar dat er onderzoek moet komen naar de misstanden, is voor mij zo klaar als een klontje. Ik besluit dat ik Kim wil steunen en de dag nadat ik haar verhaal heb gelezen, schrijf ik een pitch voor een artikel voor de Volkskrant. Die blijft een week liggen. En dan nog een week. Ik durf niet. Het is niet zo dat ik nog steeds bang ben van die docenten van vroeger, maar ik twijfel of ik dit alles in journalistieke vorm wil gieten. Ik wil geen beschuldigingen uiten. Het is inmiddels alweer dertig jaar geleden. Het journalistieke stuk komt er niet, besluit ik, maar dit verhaal op mijn eigen site wel. Het is een persoonlijk verhaal. Maar wel een persoonlijk verhaal waarvan er vele zijn. En een verhaal dat over dertig jaar niet nóg eens verteld mag worden.
Zelf heb ik inmiddels drie dochters. De oudste twee zouden graag op ballet willen en als ze door de kamer dansen, zie ik dat ze aanleg hebben. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Toch heb ik de stap nog niet durven zetten. Een van mijn dochters kwam na een proefles huilend de les uit gerend. Ze was nog geen vier jaar, maar mocht de hand van haar tweelingzus niet vasthouden en toen ze iets fout deed, moest het opnieuw. Is de danswereld wel veranderd? Kun je er als meisje veilig opgroeien? Zijn het misbruik, de body shaming, de vernederingen, de ‘pedagogische tikken’ echt verleden tijd? Of moet er eerst nog het nodige veranderen? Ik hoop dat dit stuk voor zover nodig zal bijdragen aan dat laatste.
De cursieve fragmenten zijn afkomstig uit mijn roman Vederlicht.
LEES OOK:
Huilbaby? 5 manieren om je kind te helpen bij een geboortetrauma
Janneke is het gezicht achter My Little Dutch Diary en schrijver van onder meer 'O jee, het zijn er twee'.